Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
Insuline zet het teveel aan glucose in het bloed om in glycogeen (glycogeen wordt opgeslagen in de lever en de spieren). Hierdoor daalt het bloedsuikergehalte.
Daalt het bloedsuikergehalte TE ver, dan zet het hormoon glucagon, de opgeslagen glycogeen weer om naar glucose. Waardoor het bloedsuikergehalte stijgt.
De eierstokken zijn endo-exocriene klieren.
Endocrien, omdat ze vrouwelijke geslachtshormonen produceren (namelijk oestrogeen en progesteron)
Exocrien, omdat ze via de eileiders eicellen naar de baarmoeder afscheiden (maandelijks een eicel). Onder invloed van het follikel stimulerend hormoon.
De alvleesklier is een endo-exocriene klier. Exo, vanwege het alvleessap dat naar de twaalfving. darm gaat. Endo, omdat in de eilandjes van Langerhans productie van hormonen plaatsvindt (insuline en glucagon), die worden afgegeven aan het bloed.
Insuline en glucacon hebben een antagonistische werking.
Heeft invloed op:
- De secundaire geslachtskenmerken van de vrouw (bijv. borstontwikkeling)
- Het voorbereiden van de baarmoederwant op de nesteling van de eicel (verdikking baarmoederslijmvlies)
- Ontspanning van gladspierweefsel
Heeft invloed op:
- De aanmaak van slijmvlies in de baarmoederwand, voor het voeder en vasthouden van de bevruchte eicel.
- Het gladde spierweefsel en de bloedvaten: veroorzaakt een verhoogde spanning (bijvoorbeeld hoofdpijn, buikpijn).
- De terugkoppeling naar de hypofyse, zodat er na bevruchting geen nieuwe eicellen worden aangemaakt.
De bijnierschors produceert hormonen (corticoïden). Het gladotrope hormoon ACTH stimuleert de aanmaak van corticoïden.
* Mineraalcorticoïden (mineraalhuishouding)
* Glucocorticoïden
* Geslachtscorticoïden
De zaadballen zijn ook endo-exocriene klieren.
Endocrien, omdat ze hormonen (testoteron) afscheiden aan het bloed.
Exocrien, omdat ze via de zaadleider en de urinebuis zaadcellen afscheiden.
Testoteron heeft invloed op de secundaire geslachtskenmerken (baardgroei, spierontwikkeling)
Parathormoon: Het parathormoon regelt samen met vitamine D de calcium- en fosfaathuishouding in het lichaam. De calcium- en fosfaathuishouding is belangrijk voor de botvorming en spierwerking.
Bij een te hoge productie van dit hormoon kan vermagering veroorzaken. Van een verminderde productie kun je dikker worden.
Bij een te snel werkende schildklier verhoogt de stofwisseling (hyper). Dit kan zorgen voor nervositeit, slapeloosheid, versnelde hartslag.
Bij een te traag werkende schildklier is de stofwisseling trager. Dit kan zorgen voor lusteloosheid, langzame motoriek, vertraagde harslag.
Het bijniermerg produceert de hormonen adrenaline en noradrenaline.
Adrenaline: Maakt het lichaam gereed om een verdediging of aanval aan te gaan. (Hart gaat sneller werken, verwijding van de pupillen, verhoging van de spierspanning)
Noradrenaline: Deels hetzelfde effect als adrenaline. Dient als neurotransmitter, zorgt voor betere prikkelgeleiding.
Thyroxine: dit hormoon wordt pas afgescheiden wanneer de schildklier een seintje heeft gekregen van de hypofyse (thyreotrope hormoon)
Dit hormoon heeft invloed op de stofwisseling in de cellen, de geestelijke ontwikkeling, de beenvorming en groei.
Hormonen zijn stofjes die in kleine hoeveelheden in het lichaam voorkomen, maar ze hebben wel grote invloed op het lichaam.
Ze zorgen in samenwerking met het autonome zenuwstelsel voor een goede samenwerking tussen de organen. Daardoor kan het lichaam goed functioneren.
Hormonen zijn increten. Increten zijn namelijk nuttige stoffen voor het lichaam.
Hormonen worden afgescheiden door klieren. Hormoonklieren produceren alleen hormonen. We noemen dat endocriene klieren (wordt aan het bloed afgegeven).
Er zijn ook klieren die naast de hormonen nog andere stoffen produceren (alvleesklier en geslachtsklieren). Dat noemen we endo-exocriene klieren.
De hypofyse ligt onder tegen de hersenen aan, in een uitholling van het wiggebeen (het Turkse zadel). Het bestaat uit een voorkwab, middenkwab en achterkwab.
In o.a. de voorkwab (adenohypofyse) vindt de productie van hormonen plaats. We onderscheiden:
- Direct werkende hormonen (bijv. groeihormoon en pigmenthormoon)
- Indirect werkende hormonen (gladotrope hormonen)
- De hypofyse (het hersenaanhangsel)
- De schildklier
- De bijschildklieren
- De alvleesklier (eilandjes van Langerhans)
- De bijnieren
- De geslachtsklieren (eierstokken, zaadballen)
Werken indirect; dat betekent dat ze andere klieren in het lichaam aanzetten tot het produceren van hormonen.
- Thyreotrope hormoon (schildklier)
- Andrenocorticotrope hormoon (ACTH)
- Gonadotrope hormonen (FSH en LH)
FSH: Follikelstimulerend hormoon (bevordert de groei en ontwikkeling van de eicellen in de eierstok. Bij de man bevordert het de vorming van zaadcellen.
LH: Luteïniserend hormoon bevordert bij de vrouw vochtophoping in de follikel waardoor deze open barst en er eisprong plaatsvindt. Daarna vormt dit hormoon het follikelrestant om tot het gele lichaam.
Produceert twee hormonen (directe werking):
ADH: Antidiuretisch hormoon, is werkzaam in de nieren. Het bevordert de resorptie van water.
Oxytocine: zorgt voor samentrekking van het gladde spierweefsel, vooral van de wand van de baarmoeder. Stimuleert ook de melkklieren in de borst, tot melkafgifte.