Introducing 

Prezi AI.

Your new presentation assistant.

Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.

Loading…
Transcript

M. adductor longus/lange aanvoerder van het dijbeen

O: bovenste tak van os pubis/schaambeen.

V: distaal-lateraalwaarts.

A: middelste derde deel van de mediale lip van de ruwe lijn van het femur/dijbeen;

F: - zwakke flexie van heupgewricht;

- adductie van bovenbeen;

- exorotatie van bovenbeen.

M. adductor magnus/grote aanvoerder van het dijbeen

(kenHub, 2013)

O: - voorzijde van de onderste tak van het os pubis/schaambeen;

- tak van het os ischii/zitbeen;

- knobbel t.h.v. het os ischii/zitbeen.

V: mediaal naar distaal-lateraalwaarts.

A: - mediale lip van de ruwe lijn van het femur/dijbeen;

- mediale zijde van de gewrichtsknobbel van het femur/dijbeen.

F: - krachtig adduceren van benen (kruisen benen);

- exorotatie van dijbeen;

- endorotatie bij een naar buiten gedraaid en gebogen been;

- extensie van heupgewricht.

(kenHub, 2013)

M. gracilis/slanke dijbeenspier

M. adductor brevis/korte aanvoerder van het dijbeen

O: Schaambeensvoeg aan de onderste tak van het os pubis/schaambeen.

V: distaalwaarts.

A: mediaal vlak van tibia/scheenbeen.

F: - adductie van bovenbeen bij gestrekte knie;

- flexie van heupgewricht bij gestrekte knie;

- flexie van kniegewricht.

O: schaambeenvoeg aan onderste tak van os pubis/schaambeen.

V: distaal-lateraalwaarts.

A: bovenste derde deel van de mediale lip van de ruwe lijn van het femur/dijbeen;

F: - zwakke flexie/buiging van heupgewricht;

- adductie van bovenbeen;

- exorotatie van bovenbeen.

M. semitendinosus/halfpezige spier

(kenHub, 2013)

O: knobbel t.h.v. os ischii/zitbeen.

V: distaalwaarts.

A: mediaal vlak van tibia/scheenbeen.

F: - retroflexie in heupgewricht;

- flexie in kniegewricht;

- endorotatie van onderbeen.

(kenHub, 2013)

M. pectineus/schaambeenkamspier

(kenHub, 2013)

M. biceps femoris/tweehoofdige dijbeenspier

O: langs schaambeenkam tot knobbel t.h.v. os pubis/schaambeen.

V: distaal-lateraalwaarts.

A: - schaambeenkam;

- proximale deel van ruwe lijn van femur/dijbeen.

F: - flexie/buigen van heupgewricht;

- adductie van bovenbeen;

- zwakke exorotatie van bovenbeen.

(kenHub, 2013)

11.2 Mediale loge

11.3 Dorsale loge

O: deze spier ontspringt met twee koppen:

1. Caput longum

- knobbel t.h.v. os ischii/zitbeen

2. Caput breve

- Middelste derde deel van de laterale lip van de ruwe lijn van het femur/dijbeen.

V: distaalwaarts.

A: kop van fibula/kuitbeen.

F: - retroflexie in heupgewricht;

- flexie in kniegewricht;

- exorotatie van onderbeen bij gebogen knie;

- in evenwicht houden van alle endoroteerders in kniegewrichten;

- is de enige exoroteerder in kniegewricht.

M. quadriceps femoris/vierhoofdige dijbeenspier

4. M. vastus lateralis/laterale brede dijspier

H11: Spieren van de dij

(kenHub, 2013)

Bestaat uit vier delen met een andere oorsprong, maar hetzelfde verloop, aanhechting en functies.

11.1 Voorste loge

O: - laterale vlak van de grote draaier aan de buitenzijde van het femur/dijbeen;

- lijn t.h.v. de grote draaier/botknobbel aan de buitenzijde van het femur/dijbeen;

- knobbel t.h.v. het femur/dijbeen;

- laterale lip van de ruwe lijn van het femur/dijbeen.

V: distaalwaarts.

A: - patella/knieschijf;

- knobbel t.h.v tibia/scheenbeen.

F:

- flexie/buigen van heupgewricht;

- extensie/strekken in kniegewricht.

11.4 Laterale loge

(kenHub, 2013)

1. M. rectus femoris/rechte dijspier

3. M. vastus medialis/middelse brede dijspier

O: - botknobbel die meest ventrale deel van bekken vormt;

- gleuf aan bovenkant van kom heupgewricht.

V: distaalwaarts.

A: - patella/knieschijf

- knobbel t.h.v tibia/scheenbeen.

2. M. vastus intermedius/middelse brede dijspier

O: mediale lip van de ruwe lijn van het femur/dijbeen.

V: distaalwaarts.

A: - patella/knieschijf;

- knobbel t.h.v tibia/scheenbeen.

O: voorste en laterale vlak van femur/dijbeen.

V: distaalwaarts.

A: - patella/knieschijf;

- knobbel t.h.v tibia/scheenbeen.

M. tensor fascia latae/spanner van het peesblad van het bovenbeen

M. sartorius/kleermakersspier

O: botknobbel die het meest ventrale deel van het bekken vormt.

V: caudaalwaarts.

A: knobbel aan de buitenzijde van de tibia/scheenbeen.

F: - de kop van het dijbeen drukken tegen de heupkom;

- flexie van het been;

- abduceren van het been;

- endorotatie van het been;

- ondersteunt de voorste bundels van de m. gluteus medius/middelste bilspier en de m. gluteus minimus/kleine bilspier.

O: botknobbel die het meest ventrale deel van bekken vormt.

V: mediaal-caudaalwaarts.

A: - knobbel t.h.v tibia/scheenbeen;

- bindweefselvlies van onderbeen.

F: - flexie/buigen van kniegewricht;

- flexie/buigen van heupgewricht;

- endorotatie/naar binnen draaien van onderbeen bij gebogen knie;

- exorotatie/naar buien draaien van het onderbeen.

(kenHub, 2013)

Learn more about creating dynamic, engaging presentations with Prezi