Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
Maak de vragen uit de examentrainer ter voorbereiding op de toets!
Kader:
Leer voor de PTA toets paragraaf 1 tot en met 8
Basis:
Leer voor de PTA toets paragraaf 1 tot en met 5
PTA 9 is een combineerde toets van thema 9 (paragraaf 1 tot en met 6) en thema 10 zintuigen (thema 1 tot en met 6).
Je loopt straks naar het volgende lokaal en ondertussen kijk je om je heen en je kletst met je klasgenoot over hoe leuk de biologie les was. In je zintuigen ontvang je allerlei informatie die je verwerkt in je hersenen (je loopt, praat en kijkt).
Je centrale zenuwtselsel bestaat uit de hersenen en je ruggenmerg. Vanuit je ruggenmerg lopen allerlei zenuwen (rode draadjes.
Hoe vaak zegt een docent tegen je: wat ben je druk?! Leerlingen antwoorden dan vaak: ja mevrouw, ik heb teveel prikkels.
Een prikkel is een signaal (geur, geluid, iets wat je ziet etc.) uit de omgeving. Zodra deze prikkel in je lichaam aankomt wordt hij naar hersenen geleidt via je zenuwen, we noemen het dan een impuls.
Prikkels die een docent fijn vindt:
Prikkels die een leerling prettig vindt:
Stel: je hebt biologie les en je ruikt de panini's die worden gebakken voor de pauze. Je ontvangt een snap dat de panini's vandaag maar 0,25 cent kosten.
Welke zintuigen spelen hier een rol?
Wat is de prikkel om een panini te kopen?
Beschrijf de weg van prikkel naar impuls.
Je neus (ruiken), je ogen (lezen of zien van de snap)
Je ruikt de panini en je leest dat ze maar 0,25 cent zijn
Je ruikt de panini (prikkel), je leest dat ze maar 0,25 cent zijn (prikkel). Via zenuwcellen in je neus en ogen gaan er signalen naar je hersenen. Je wordt je er nu bewust van: het is een impuls.
Voordat je je vinger kunt bewegen moeten je hersenen een signaal sturen naar spieren in je vinger. Dit gaat met een snelheid van 200km/uur. Het versturen van impulsen (vinger bewegen gaat vanuit de hersenen naar zenuwcellen).
Vanuit je hersenen gaat er een signaal naar je vingers
Er zijn gespecialiseerde zenuwcellen die ieder hun eigen werk doen.
- Gevoelszenuwcellen
- Schakelcellen
- Bewegingszenuwcellen
De uitlopers van zenuwcellen liggen in een bundel bij elkaar. Zo’n bundel noem je een zenuw.
Er zijn drie typen zenuwen:
• Een gevoelszenuw bevat alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen.
• Een bewegingszenuw bevat alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen.
• Een gemengde zenuw bevat uitlopers van gevoelszenuwcellen en van bewegingszenuwcellen.
Stel je voor: je zit op school en je moet onverwachts op de schoolfoto. Je bent hier niet heel blij mee maar je gaat toch!
De schoolfotograaf vraagt je: lach eens even leuk naar de foto. Je zet in dezelfde seconde nog je mooiste lach op!
Je vangt de geluid (de prikkel)op van de schoolftoograaf (lach eens voor de foto).
Via gevoelszenuwcelen gaan er impulsen naar je ruggenmerg. Hier wordt de imuls overgegevn op schakelcellen. De impulsen van schakelcellen gaan helemaal naar je hersenen. Je hersenen sturen vervolgens een impuls via schakelcellen naar bewegingszenuwcellen in je spieren rondom je mond en ogen. Je glimlacht!
Je maakt een foto van een situatie waarin je een prikkelverwerking laat zien. Bewerk deze foto met de begrippen:
- prikkel, impuls, gevoelszenuwcel, bewegingszenuwcel en schakelcel -
Als je met je vingers op je rug gaat voel je allemaal hobbels. Dit is je wervelkolom. Je wervelkolom heeft een en holle ruimte (wervelkanaal) waarin je ruggenmerg zit.
In de grote hersenen komen heel veel impulsen aan die afkomstig zijn van zintuigen. Pas als deze impulsen in de grote hersenen zijn verwerkt, word je je bewust van een prikkel. Daarnaast zorgen de grote hersenen ervoor dat je bewuste bewegingen kunt maken (bijvoorbeeld naar iemand zwaaien).
Vaak voer je veel bewegingen tegelijkertijd uit. De kleine hersenen zorgen ervoor dat alle bewegingen van je lichaam op elkaar zijn afgestemd. Dit wordt coördinatie genoemd. Hierdoor kun je bijvoorbeeld een bal vangen of je evenwicht bewaren.
Medicijnen, drugs, tabak en alcohol zijn stoffen die de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden. Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren (bevorderen). Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.
Bewuste reactie Reflex
Een reflex verloopt 'later' langs de hersenen! Reflexboog: de weg die de reflex aflegt.
Bij een reactie maken we onderscheid tussen een bewuste reactie en een onbewuste reactie. In deze opdracht staat de onbewuste reactie (reflex) centraal.
Je gaat naar buiten en je maakt een foto van een situatie waarin je een reflex vastlegt.
Deze foto ga je vervolgens bewerken met de volgende kenmerken:
- Wat is een reflex?
- Wat is de functie van het reflex op jouw foto?
- Wat is de reflexboog (en welke route volgt de reflexboog)?
Dus: foto maken, foto bewerken (mag buiten) met bovenstaande punten en foto laten beoordelen. Je laat deze opdracht checken voor de pauze bij je docent.
Hormonen worden aangemaakt in hormoonklieren. Hormonen zijn stoffen die de werking van bepaalde organen.
Hormonen hebben een langzame maar langdurige werking.
Leer de homoonklieren: hypofyse, schildklier, de eilandjes van Langerhans en bijnieren.
De hypofyse is een hormoonklier. De hypofyse produceert het groeihormoon (groei van je botten, dus hoe lang je wordt).
De schildklier is een hormoonklier. De schildklier maakt schildklierhormonen (zorgt voor je verbranding in je lichaam)
Eilandjes van Langerhans zijn cellen in de alvleesklier. Ze maken hormonen die ervoor zorgen dat jouw glucosegehalte in je lichaam stabiel is.
De bijnieren produceren het hormoon adrenaline. Adrenaline zorgt ervoor dat je hartslag sneller gaat en je ademhaling.
Hoe werkt het glucosegehalte?
Na het eten van een maaltijd stijgt het suikergehalte in je lichaam (suikers zijn koolhydraten). Hierdoor produceren de eilandjes van Langerhans insuline.