Introducing 

Prezi AI.

Your new presentation assistant.

Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.

Loading…
Transcript

Professioneel handelen

15

15

KLIK HIER

Om je beroep als Pedagogisch werker goed te kunnen uitoefenen heb je een bepaalde beroepshouding nodig. Je beroepshouding bepaalt je professioneel handelen.

Met een juiste beroepshouding toon je je betrokkenheid en voer je je beroep zo deskundig mogelijk uit.

Je krijgt te maken met competenties. Een competentie is het geheel van kennis, vaardigheden en gedrags- en houdingsaspecten die je nodig hebt om goed te kunnen functioneren.

2 soorten vaardigheden: sociale en functionele vaardigheden.

Sociale vaardigheden hebben te maken met de manier waarop je met anderen omgaat (collega's, ouders, vrienden).

Functionele vaardigheden zijn vaardigheden die je nodig hebt om professioneel te kunnen handelen.

Sociale vaardigheden (6)

1. Echtheid/transparantie: je laat zien wie je daadwerkelijk bent. Een ander woord voor echtheid is transparantie. Je doet wat je zegt en je zegt wat je doet. Op deze manier kom je betrouwbaar over en weten mensen wat ze aan je hebben.

2. Feedback kunnen geven en ontvangen.

3. Inlevingsvermogen/empathie: heb je nodig om te kunnen begrijpen hoe en waarom een ander reageert. Je hebt hierdoor meer begrip voor de ander waardoor je doelgericht kunt reageren (bevordert samenwerking).

4. Assertiviteit: vaardigheid om voor je mening uit te komen.

5. Flexibiliteit: rekening houden met anderen en niet altijd blijven vasthouden aan je eigen mening.

6. Conflictbeheersing: je kan het niet altijd met collega's eens zijn (meningsverschil). Mag niet oplopen tot een conflict (de samenewerking kan dan onder druk komen te staan).

Functionele vaardigheden (4)

1. Afspraken maken en nakomen: rekening houden met elkaar, niet zomaar je eigen gang gaan, iedereen moet zich aan afspraken houden.

DAU formulie helpt je om een afspraak duidelijk, acceptabel en uitvoerbaar te maken.

- Duidelijk door de vraag te stellen: wie, wat en wanneer?

- Acceptabel wanneer iemand hem wil uitvoeren.

- Uitvoerbaar wanneer er middelen en tijd zijn om een afspraak uit te voeren.

2. Advies geven en vragen: advies kunnen vragen en geven.

Aandachtspunten bij advies geven:

- alleen advies geven wanneer de ander er om vraagt

- weet goed wat de ander vraagt

- moet afgestemd zijn op de persoon die er om vraagt

- geef geen dwingend advies

Aandachtspunten bij advies vragen:

- geef duidelijk aan over wat je advies wilt

- vraag tijdig advies

- plan het op het juiste moment

- beoordeel zelf wat je met het advies kunt

3. Deskundig zijn en blijven: je bent deskundig wanneer je veel van een onderwerp afweet (je hebt er voor gestudeerd). Soms moet je je deskundigheid vergroten om optimaal professioneel te kunnen blijven handelen.

4. Kunnen deelnemen aan overlegvormen: omdat je in een team samenwerkt, moet je regelmatig in overleg.

15.4 Professionele eigenschappen

- initiatief en proactiviteit

- discipline, wilskrachts en doorzettingsvermogen

- verantwoordelijk

- zelfvertrouwen en zelfstandigheid

- betrokkenheid en bevlogenheid

- collegialiteit

- zelfbeheersing

15.5 beroepshouding

Je houding is de manier waarop je je gedraagt in bepaalde situaties ten opzichte van personen of gebeurtenissen. In je werk als PW speelt je houding, ook wel attitude genoemd, een grote rol.

De houding waarover je moet beschikken om je beroep goed te kunnen uitvoeren, noemen we beroepshouding. Je beroepshouding blijkt uit de manier waarop je omgaat met je eigen werk en met je plaats binnen de organisatie waar je werkt.

Zelfreflectie is erg belangrijk: je kijkt dan bewust en kritisch naar je eigen functioneren.

Zonder zelfreflectie is het niet mogelijk om te groeien.

Houding, vaardigheden en competenties.

Vaardigheid is een handigheid of een bedrevenheid bij het uitvoeren van handelingen, die je kunt leren binnen een bepaald tijsbestek. Dit zijn dingen die je op school of je stage leert.

Andere mogelijkheden om een vaardigheid aan te leren: les nemen van deskundige, praktijklessen volgen op school, gebruik maken van instructieboek (video's), kijken hoe een ander iets doet, tv of computer.

Houding is moeilijker aan te leren en moeilijk om ineens te veranderen. Vergt meer tijd. Meer verschillen:

Houding: heeft te maken met wie je bent, is persoonlijker en ingrijpender, wordt langzamer eigengemaakt, is duurzamer (moeilijk te veranderen)/

Vaardigheid: heeft te maken met wat je doet, is minder persoonlijk, is binnen korte tijd aan te leren, sneller bij te stellen.

Competentie is een combinatie tussen houding, kennis en vaardigheden. Het is het vermogen om professioneel gedrag te laten zien in een beroepssituatie. Bij deze competenties gaat het dus om waarneembaar gedrag. Het gaat daarbij niet alleen om wat je geleerd hebt, maar ook je grondhouding speelt een rol.

Houding die je al had voor je opleiding is je grondhouding: een bepaalde mentaliteit en opstelling tov anderen.

Inlevingsvermogen (empathie)

Inlevingsvermogen is het vermogen om je te kunnen inleven in een ander. Je kunt je verplaatsen in iemands gedachten, gevoelens en belevingswereld.

Verschil tussen empathie en sympathie is dat je je bij empathie inleeft en bij sympathie meeleeft.

Om inlevingsvermogen te vergroten kun je gebruik maken van: eigen ervaringen, ervaringen van anderen, verhalen en boeken waarin iemands persoonlijke ervaringen centraal staan

Echtheid/transparantie

Echtheid betekent dat je in contacten met anderen jezelf durft te zijn. Je accepteert jezelf zoals je bent en je hebt niet de behoefte om je anders voor te doen.

Respect/acceptatie

Respect is iemand aanvaarden, accepteren (met alle eigennaardigheden, gedachten, gevoelens, eigenschappen, kwaliteiten, gebreken en tekortkomingen).

Verbaal respect tonen: compliment geven

Non verhaal respect tonen: iemand met rust laten wanneer iemand hier om vraagt

Respect tonen kan je doen door: waardering te uiten, vriendelijk, warm, belangstellend zijn, geduld tonen, vertrouwen geven.

Fysieke en persoonlijke integriteit

Intergriteit wil zeggen: ongeschonden toestand. Integriteit (integer handelen) wil eggen dat je je functie adequaat en zorgvuldig uitoefent, met inachtneming van je verantwoordelijkheden en de geldende regels.

Regels over de fysieke afstand die je bewaart ten opzichte van anderen:

- intieme zone (0 tot 50 cm): mensen die je dierbaar zijn. Sprake van wederzijds vertrouwen.

- persoonlijke zone (50 tot 150 cm): vrienden en bekenden, prima afstand om een hand te schudden.

- sociale zone (1 tot 3,5 meter): feestjes of andere sociale bijeenkomsten. Moeilijk om een ander te negeren binnen deze afstand --> mensen gaan vaak een gesprek aan (anders awkward)

- publieke zone (3 tot 7,5 meter): formeel, zoals houden van een pesentatie. Weinig persoonlijke communicatie.

15.6 professionele werkhouding

Je moet buiten je werk ook je eigen zorg in de gaten houden: belangrijk dat je je eigen behoeften en belangen serieus neemt en opkomt voor jezelf.

Zelfkennis is een voorwaarde om voor jezelf te kunnen zorgen. Je kunt pas je eigen grenzen bewaken als je weet waar je grenzen liggen.

Verantwoordelijkheid dragen voor je eigen taken

- je houdt je aan de wetten en regels die bij je beroep horen

- je houdt je aan de beroepscode, beroepsprofiel en de beroepsethiek

- de wensen en de eigenheid van de kinderen (en ouders) als uitgangspunt nemen

- je houdt je aan voorschriften en richtlijnen van je werkgever

- methodisch en professioneel werken

Ethiek

Ethiek heeft betrekking op het menselijk gedrag en is een filosofische wetenschap die zich bezig houdt met wat 'goed' en 'slecht' is. Ethiek is vergelijkbaar met je geweten: het zegt iets over het juist handelen ten opzichte van mensen, dieren of de natuur.

Geweten zijn waarden en normen in je binnenste die zeggen of je je goed of fout gedraagt. Dit verschilt van mens tot mens.

Normatieve ethiek = het vaststellen van gedragsnormen voor de samenleving of voor groepen.

Relativeren wil zeggen dat je in staat bent het betrekkelijke van iets te zien. Je ziet de dingen in verhouding. Je begrijpt dat je niet alle situaties kunt oplossen want er zitten grenzen aan jouw mogelijkheden.

Privacy = een belangrijk onderdeel van je werkhouding. Privacy van kinderen en ouders moet worden beschermd.

- Wetboek van strafrecht = geheimhoudingsplicht

- Wet bescherming persoonsgegevens (recentelijk heel erg aangescherpt) = wie informatie mag registreren en wie er bij deze info kan (moet allemaal opgenomen worden in protocollen) .

Wanneer je werkt in het pedagogisch werkveld heb je te maken met de beroepscode. Hierin staat dat je geheimhoudingsplicht hebt betreffende persoonlijke informatie van kinderen en/of ouders waarmee je werkt. Dit beroepsgeheim schrijft voor dat je nooit vertrouwlijke informatie naar buiten mag brengen.

Macht en afhankelijkheid

Als mens ben je afhankelijk van elkaar, het is het prettigst wanener je afhankelijk gelijkwaardig is.

Soms is het niet gelijkwaardig. De dokter weet hoe jij beter moet worden, jij soms niet.

Ook met kinderen is er eenzijdige afhankelijkheid. Respecteer het kind en laat het zoveel mogelijk zijn/haar eigen keuzes maken.

Macht = wanneer je de ander tegen zijn zin jouw wil oplegt.

Machtsgebruik = wanneer je je wil in het belang van het kind of de organisatie oplegt.

Machtsmisbruik: leg je de ander je wil op voor eigenbelang of door gebruik te maken van verkeerde machtsmiddelen. Je maakt dan misbruik van je macht als je vooral uit bent op persoonlijk belang, zonder daarbij het kind of de organisatie te dienen.

16

KLIK HIER

Feedback = terugkoppeling. Je kunt feedback krijgen op je eigen gedrag of feedback geven op het gedrag van anderen.

Feedback zegt niet over de persoon zelf maar op de manier waarop hij/hij zich gedraagt of hij/zij handelt. Het geven van feedback is gebonden aan regels.

Feedback is een manier om iets te zegen over het handelen, prestaties en/of het gedrag van de ander. Kan positief als negatief zijn.

Negatieve feedback: kritiek

Positieve feedback: complimenten

Opbouwende feedback: waar je iets mee kunt in de toekomst

Wat is het doel van feedback?

- Effectief samenwerken

- Betere resultaten halen

- Iets over jezelf leren

- Blinde vlekken helpen kleiner maken

Positieve en negatieve feedback

Feedback kan positief en negatief zijn.

Wanneer je feedback geeft op positieve punten ervaart de ander dit vaak als compliment. Feedback op negatieve noemen we kritiek.

Van allebei kun je leren.

Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau

Inhoudsniveau: gaat over informatie zelf, letterlijke boodschap (bericht of mededeling). Zegt iets over WAT gezegd wordt.

Betrekkingsniveau: over het gedrag van de ander en de manier waarop de ander de boodschap overbrengt. Hoe iets gezegd wordt.

Regels voor het geven van feedback

- Kies de juiste omstandigheden/stemming en vraag toestemming om feedback te geven (nooit ongevraagd).

- Geef alleen feedback wanneer gedrag veranderd kan worden.

- Geef een beschrijving van het gedrag van de ander zoals je dat zelf gezien hebt of gehoord.

- Probeer suggesties te geven

- Praat vanuit de IK-persoon

- Geef tijdig feedback

- Doseer je feedback

- Vraag of het klopt: is het juist wat je hebt waargenomen?

Ontvangen van feedback

1. Luister actief

2. Vraag om toelichting

3. Toon waardering

4. Beoordeel de feedback (denk erover na)

5. Doe iets met de feedback

Joharimatrix

Je bent niet altijd bewust van je eigen gedrag. Feedback die een ander geeft, kan je helpen om je eigen gedrag goed in beeld te krijgen. Je weet dan beter hoe je over kunt komen bij anderen.

Vaak is het zo dat de situatie en de relatie die je met de persoon hebt bepalen hoe jij je gedraagt.

Door gebruik te maken van de Joharimatrix kun je jezelf beter tot uitdrukking brengen en daarmee de communicatie bevorderen.

21

KLIK HIER

Na het behalen van je diploma is het belangrijk om zoveel mogelijk praktijkervaring op te doen (je theorie toepassen in de praktijk). Tijdens je werk blijf je je ontwikkelen, om je ontwikkeling te sturen kun je gebruik maken van intervisie (daarbij kun je artikelen lezen in kranten, vakbladen en literatuur).

Intervisie is een vorm van deskundigheidsbevordering waarbij collega's elkaar helpen problemen op te lossen en zichzelf verder te ontwikkelen.

Intervisie gesprek heeft meestal dezelfde opbouw, namelijk:

- inbreng van praktijksituatie/probleem

- probleem duidelijk omschrijven door doorvragen en samenvatten

- gesprek of discussie met alle betrokkenen

- degene die het probleem heeft ingebracht, formuleert zelf een conclusie

- gespreksleider vraagt of de inbrenger tevreden is

Om het gewenste effect van intervisie te kunnen bereiken, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

- werken met een intervisie methode

- bijeenkomst vindt plaats onder begeleiding van een ervaren begeleider

- bestaat bij voorkeur tusen 6 en 8 personen

- een deelnemer ingebrachte situatie uit de praktijk

- deelnemers hebben een actieve en helpende rol

- vindt plaats in een veilige, open en lerende omgeving

- de deelnemers moeten de zelfde verwachtingen hebben

- er moet een bepaalde mate van vertrouwelijkheid en gelijkwaardigheid zijn

Er zijn 5 intervisie methoden: vijfstappenmethode, incidentmethode, tienstappenmethode, roddelmethode, clinicmethode.

Vijfstappenmethode (hierin staat het leren van zowel de probleeminbrenger als de andere groepsleden centraal)

1. vraagintroductie

2. probleemverkenning/onderzoek

3. probleemformulering

4. adviesronde

5. evaluatie

De incidentmethode (op gestructureerde wijze bespreken van een gebeurtenis van een van de groepsleden)

1. introductie van het incident

2. in kaart brengen van het incident

3. noteren van vragen om informatie

4. informatieronde

5. percepties van het vraagstuk

6. verschillen in percepties onderzoeken

7. wat nemen de inbrenger en de deelnemers inhoudelijk mee?

8 wat nemen de inbrenger en de deelnemers als het gaat om het proces mee?

De tienstappenmethode (lijkt op de vijf stappen methode maar dan uitgebreider)

1. vraagintrodutie

2. open vragen

3. reactie van de inbrenger op de vragen

4. antwoord op de vragen door de inbrenger

5. aanvullende vragen

6. probleem herformuleren

7. reatie van de inbrenger

8. eigen anaylse

9. advies vanuit groepsleden

10. aanpak en afsluiting

De roddelmethode (de inbrenger ziet toe hoe anderen over haar roddelen, ze mag zich niet mengen in het gesprek).

1. introductie/verhaal doen

2. verkenning

3. roddelen

4. ervaring

5. evaluatie

De clinicmethode (soort rollenspel)

1. Vraagintroductie

2. demonstratie

3. alternatieven uitproberen

4. aanpak bespreken

5. alternatieve aanpak spelen

6. evaluatie

Vakliteratuur

Je eigen ontwikkeling kun je bijhouden door:

- abonnementen op vakliteratuur: vakblad

- media (kranten, nieuws, etc)

- eigen abonnementen (iets wat jouw eigen belangstelling heeft)

- vakbondsbijeenkomsten (vakbond komt op voor de rechten van mensen die werken in een bepaald vakgebied).

- bijscholing (iedere school + kinderopvang heeft budget voor bijscholing: medewerkers worden in de gelegenheid gesteld om zich bij te scholen).

22

KLIK HIER

Je krijgt tijdens je werk op verschillende momenten te maken met situaties waarin informatie wordt uitgewisseld. Denk aan informatieavonden, ouderavonden, rondleidingen etc.

Het overdragen van kennis is het verstrekken van informatie. Je wilt de ander letterlijk meer informatie geven over een thema. Informatie is vrij algemeen, bestaat uit losse gegevens en heeft altijd een kennisdoel (de ander ergens van op de hoogte brengen).

Voorlichting gaat een stapje verder dan informatie geven. Bij voorlichting gaat het om meerdere gegevens die op een bepaalde manier geordend zijn en vervolgens worden overgedragen. Het doel van voorlichting is dat de ander zelfstandig een beslissing kan nemen.

Een goede voorlichting voldoet aan de volgende voorwaarden:

1. Volledig

2. Toepasselijk

3. Betrouwbaar

Er zijn verschillende soorten voorlichting (3)

1. Mondelinge + schriftelijke voorlichting.

Mondeling: eenmalige voorlichting aan een individu.

Schriftelijk: wanneer meerdere mensen de informatie tegelijkertijd moeten krijgen (of wanneer herhaling noodzakelijk is).

2. Individueel en groepsvoorlichting

3. Voorbereide en onvoorbereide voorlichting

Preventie is gericht op het voorkomen van iets. Binnen preventie wordt onderscheid gemaakt tussen drie niveau's:

1. Primaire preventie: maatregelen genomen die verhinderen dat een ongewenste situatie onstaat (bv anticonceptie)

2. Secundaire preventie: vroegtijdige opsporing wordt voorkomen dat een ongewenste situatie (die misschien in aanleg wel aanwezig is) echt ontstaat (denk aan bevolkingsonderzoek).

3. Tertiaire preventie: er is al iets aan de hand, maar door het nemen van maatregelen kan je voorkomen dat het erger wordt (bv bij een infectieziekte krijg je antibiotica)

Learn more about creating dynamic, engaging presentations with Prezi