Loading…
Transcript

2

3

Zinsontleding

1

4

5

Ik kan een zin volledig ontleden.

Stap 1

Wat is onze eerste stap?

Het onderwerp

Wie- of watvraag

Hoe vinden we een onderwerp?

Stap 1

Lolo en haar vriend spelen een spel.

Lolo en haar vriend

Gisteren droomde Tine van een kasteel.

Tine

Stap 2

Wat is stap 2?

De persoonsvorm

Hoe vinden we de persoonsvorm?

Ja - neevraag

Geel en groen

Stap 2

Onze persoonsvorm kunnen we ook kleuren in 2 kleuren. Welke?

Worden en zijn

Welke 2 werkwoorden zijn geel?

Alle andere werkwoorden

Welke werkwoorden zijn groen?

Oefenen

Tijgertje springt in het rond.

Tijgertje

Oefenen

springt

Marie en Therese zijn de winnaars.

Marie en Therese

zijn

Stap 3

Het gezegde

Wat is stap 3?

Geel en groen

Onze gezegde kan in 2 kleuren gekleurd worden. Welke?

Stap 3

Persoonsvorm

Welk woord bepaalt het kleur?

Als het groen is.

Welke woorden kleur ik groen?

Alle werkwoorden in de zin

Als het geel is.

Hoe vind ik het stukje dat ik nog moet kleuren?

Wie - of watvraag

Oefenen

Morgen zal ik een kaarsje branden.

ik

zal

Oefenen

zal branden

Lea is morgen kampioen.

Lea

is

is kampioen

Stap 4

Wie / wat zinsdeel.

Wat is stap 4?

Hoe vinden we dat?

Wie / Wat en alle vorige stappen hergebruiken in de vraag.

Stap 4

Vergeet je vraagwoordje niet!

Michael heeft een cadeau gekregen.

Michael

heeft

heeft gekregen

wat? een cadeau

Oefenen

Teddy zal morgen een liedje zingen.

Teddy

zal

Oefenen

zal zingen

wat? een liedje

José heeft een etentje georganiseerd.

José

heeft

heeft georganiseerd

wat? een etentje

Stap 5

Alle overige zinsdelen

Wat is stap 5?

Wat moet er telkens voor?

De vraagwoordjes

Stap 5

Mats gaat morgen een wedstrijd lopen.

Mats

gaat

gaat lopen

wat? een wedstrijd

wanneer? morgen

Oefenen

Gisteren ging Tim een paar baantjes zwemmen.

Tim

ging

ging zwemmen

wat? een paar baantjes

wanneer? Gisteren

Oefenen

Ik zal de kerstboom versieren in de winkel.

Ik

zal

zal versieren

wat? de kerstboom

waar? in de winkel