Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
Bron: Eemeren & Snoeck Henkemans (2016). Argumentatieleer. Inleiding in het analyseren en beoordelen van betogen. Groningen: Noordhoff (2e druk)
De discussianten mogen elkaar niet beletten standpunten of twijfel naar voren te brengen
Voorbeeld 1: Het wordt je als leerling van de Passie niet toegestaan een positief standpunt ten aanzien van homoseksualiteit in te nemen.
Voorbeeld 2: Maarten Luthers kritiek op de paus ten tijde van de reformatie.
Discussianten zetten elkaar niet onder druk door te dreigen.
Voorbeeld: Je hebt één punt voor een toetsvraag, terwijl er twee te verdienen waren. Je wilt erover in gesprek met de docent. De docent zegt: 'Prima, maar dan kan het ook zijn dat je dat ene punt kwijtraakt.'
Je voorkomt een andere mening door intimidatie.
Voorbeeld: de docent zegt tijdens een toetsbespreking: als je ook maar een klein beetje hebt opgelet, had je deze simpele vraag goed moeten hebben.
Je valt de persoon aan in plaats van zijn of haar standpunt.
Voorbeeld: de enige reden dat jij over deze toetsvraag in discussie wilt gaan, is omdat je een puntjes wil sprokkelen!
Als je een standpunt inneemt, dan ben je verplicht dit (desgevraagd) te verdedigen.
Je weigert je standpunt te verdedigen, bijvoorbeeld door te doen alsof alleen de ander zijn of haar standpunt zou moeten verdedigen.
Voorbeeld 1: Waarom ik je presentatie een 7 heb gegeven en geen 8? Het is nu eenmaal zo; ik heb geen tijd daar verder op in te gaan.
Voorbeeld 2: Waarom ik je antwoord fout heb gerekend? Bewijs jij maar dat jouw antwoord goed is!
Je weigert je standpunt te verdedigen omdat je standpunt overeenkomt met een bepaalde traditie of gebruik.
Voorbeeld 1: Waarom we geen opwekkingsliederen zingen in onze kerkdiensten? Omdat we nu eenmaal een traditionele kerk zijn.
Voorbeeld 2: Waarom mogen we geen muziek luisteren tijdens de les? Het mocht al die jaren wel en nu opeens niet meer! Dat slaat nergens op.
Opdracht 2. Welke discussieregel is van toepassing (en eventueel: welke drogreden)?
a) 'Ik kan u persoonlijk, met de hand op mijn hart, verzekeren dat ik deze zin zelf heb geschreven en niet heb overgenomen van een internetbron.'
b) 'Hoe kunt u me nou een onvoldoende geven voor mijn werkstuk. Ik heb er nachten aan doorgewerkt!'
c) 'Ik vind niet dat je dat mag zeggen, dat oma nooit had moeten hertrouwen. Over de doden niets dan goeds.'
d) Marilyn French meent dat de man de oorzaak is van de achtergestelde positie van de vrouw en het milieuprobleem. Ik kan niet aan de indruk ontsnappen dat French waarschijnlijk ooit de vuile sokken waste van een man die zij niet bijzonder lief had, en daarmee haar verstand voor altijd op nul zette.
Opdracht 1.
We hebben twee discussieregels behandeld: de vrijheidsregel en de verdedigingsplichtregel. Welke van de onderstaande drogreden passen bij welke van de twee discussieregels?
Een aanval op een standpunt mag geen betrekking hebben op een standpunt dat niet werkelijk door de andere partij naar voren is gebracht.
Het standpunt van de tegenpartij wordt vertekend (of hem of haar in de schoenen geschoven)
Voorbeeld 1: Ik hoorde dat je voor zwarte piet bent. Ik zal je daarom eens haarfijn uitleggen hoe slecht racisme is.
Voorbeeld 2: (In een discussie over de Nashville-verklaring) 'Wij zullen aantonen dat dit homohaat-manifest getuigt van intolerantie'
Een standpunt mag niet verdedigd worden door non-argumentatie naar voren te brengen of argumentatie die geen betrekking heeft op het standpunt
Iets of iemand wordt als autoriteit of deskundige opgevoerd, terwijl er geen sprake is van relevante deskundigheid.
Voorbeeld: Stolk voert zijn doctorstitel in zijn column tegen abortus, terwijl hij geschiedkundige is en helemaal geen wetenschappelijk onderzoek naar abortus heeft gedaan.
Je probeert sympathie voor je standpunt te winnen door in te spelen op de emoties van het publiek.
https://vignette.wikia.nocookie.net/hoax/images/8/8c/Vactruth.jpg/revision/latest?cb=20170222211057&path-prefix=nl (26-11-2019
Het argument dat wordt aangedragen heeft geen betrekking op het standpunt.
Voorbeeld: De Nederlandse amateursport gaat kapot aan het schenken van alcohol, want uit onderzoek blijkt dat in 85 procent van alle sportkantines alcohol wordt geschonken.
Je mag de tegenpartij niet onjuiste verzwegen argumenten toeschrijven.
Het komt vaak voor in het dagelijks taalgebruik dat onderdelen van een argumentatie worden weggelaten. Die weggelaten onderdelen van een argumentatie noemen we 'verzwegen argumenten'.
Voorbeelden:
Het komt vaak voor in het dagelijks taalgebruik dat onderdelen van een argumentatie worden weggelaten. Die weggelaten onderdelen van een argumentatie noemen we 'verzwegen argumenten'.
In een argumentatiestructuur:
Je moet vroeg beginnen met het leren voor een toets
De stof beklijft beter als je eerder begint met leren.
Het is goed dat de stof beter beklijft.
Het is doorgaans geen probleem om een argument te verzwijgen. Er is wel sprake van een drogreden als je iemands verzwegen argument (of standpunt) verkeerd invult.
Voorbeeld:
(weggelaten is: 'het is goed dat democraten aan de macht komen')
Standpuntregel of verzwegen-argumentregel? Alleen als er sprake is van verzwegen argumenten of standpunten kan er sprake zijn van de verzwegen-argumentregel.
Werk in tweetallen. Kies drie van onderstaande vijf drogredenen uit. Bedenk bij elk van de drie een voorbeeld. Het voorbeeld moet te maken hebben met een rechtszaak.
Schrijf de vijf drogredenen onder elkaar in een kolom en in een willekeurige volgorde de drie voorbeelden in een kolom daarnaast. Schrijf de opdracht erbij: verbind de voorbeelden met de juiste drogreden. Als je klaar bent, laat je een ander tweetal je quizje maken.
Je mag niet ten onrechte iets als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is.
Wat je probeert te bewijzen, wordt als waar verondersteld.
Voorbeelden:
De redeneringen in je argumentatie mogen geen logische fouten bevatten.
Twee hoofdvormen van redeneren:
Inductief
Deductief
De basisstructuur:
Als P, dan Q
P
Dus Q
P (premisse/antecedent) = voorwaarde, waarneming
Q (consequent) = conclusie
Als P, dan Q = premisse major
Als je veel alcohol drinkt, word je dronken
Jan heeft veel alcohol gedronken
Jan wordt dronken
De basisstructuur:
Als P, dan Q
P
Dus Q
modus ponens: bevestigende modus
Als je veel alcohol drinkt, word je dronken
Jan wordt niet dronken
Jan heeft niet veel alcohol gedronken
De basisstructuur:
Als P, dan Q
Niet Q
Niet P
modus tollens: ontkennende modus
Paulus in discussie met de Korinthiërs
Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt (1 Kor. 15: 13)
Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt (1 Kor. 15: 20)
Wij zullen door Christus allen levend worden gemaakt (1 Kor. 15: 22)
De basisstructuur:
Als P, dan Q
Niet Q
Niet P
modus tollens
Drie mogelijke redeneerfouten
1. Het redeneerschema wordt niet goed toegepast
2. De ‘premisse major’ (Als P, dan Q) klopt niet
3. De ‘premisse minor’ bevat nieuwe informatie (P)
1. Het redeneerschema wordt niet goed toegepast
1. Het redeneerschema wordt niet goed toegepast
2. De 'premisse major' (als p, dan q) klopt niet
Mannen zijn niet te vertrouwen
Henk is een man
Henk is niet te vertrouwen
Konijnen behoren tot de familie der mustelidae
Ko is een konijn
Ko behoort tot de familie der mustelidae
3. De ‘premisse minor’ (P) bevat nieuwe informatie
Sporten is gezond Als P, dan Q
Sporten is fijn (P=)Y
Gezond zijn is fijn (Q=)Y
Als je deze toets goed hebt voorbereid, haal je hem gemakkelijk
Deze toets bevat vooral multiplechoicevragen
Een toets met multiplechoicevragen haal je dus gemakkelijk
Redeneerschema en verzwegen argumenten
Vader: ‘Als je niet traint, dan zal je de wedstrijd niet winnen. Je gaat zeker niet winnen!’
Dochter: ‘Je vindt dus dat ik geen talent heb!’
Als je niet traint, dan zal je de wedstrijd niet winnen Als P, dan Q
(Je traint niet) (P)
Je gaat de wedstrijd niet winnen Q
a) Plaats de redenering in een logisch schema (Als P dan Q, P, dus Q of een variant).
b) Geef aan of de redenering logisch geldig is.
c) Motiveer je antwoord.
1. Als ik snel een goedkope reis wil boeken, dan ga ik naar D-reizen
Ik ga morgen direct naar D-reizen
Dus ik wil snel een goedkope reis boeken
2. Als ik snel een goedkope reis wil boeken, dan ga ik naar D-reizen
Ik ga morgen niet naar D-reizen
Dus ik wil op dit moment niet snel een goedkope reis boeken
3. Als het geregend heeft, is het wegdek nat
De Potterstraat is helemaal nat
Het heeft dus geregend
a) Plaats de redenering in een logisch schema (Als P dan Q, P, dus Q of een variant).
b) Geef aan of de redenering logisch geldig is.
c) Motiveer je antwoord.
4. Als je een virusinfectie hebt, ben je besmettelijk.
Jaap heeft geen virusinfectie.
Jaap is niet besmettelijk.
5. Haaien zijn kleurenblind.
Haaien lijken op dolfijnen.
Dolfijnen zijn kleurenblind.
6. Na een tsunami van moslims, dreigt altijd een islamitische meltdown.
Volgens Wilders hebben we in Nederland een tsunami van moslims.
In Nederland dreigt een islamitische meltdown.
Een argumentatie-schema (soort argument) moet correct worden toegepast.
De vier genoemde drogredenen zijn maar voorbeelden. Elk argumentatieschema kan verkeerd worden toegepast.
Correct argumentatieschema: argument op basis van voorbeeld
'De schrijver of spreker geeft voorbeelden van het optreden van een eigenschap of verschijnsel om een standpunt over het algemener voorkomen van die eigenschap of dat verschijnsel te onderbouwen.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7)
Voorbeeld:
De Amerikaanse politiek is de laatste tijd verslechterd, als je kijkt naar de publieke optredens van president Trump.
Incorrect argumentatieschema: overhaaste generalisatie [69]
'Het standpunt wordt beargumenteerd op basis van te
weinig [...] voorbeelden.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7)
Voorbeeld:
Amerikaanse presidenten zijn doorgaans niet zo snugger. Kijk maar naar Trump!
Let op: een conclusie op basis van een overhaaste generalisatie kan gebruikt worden als uitgangspunt van een redenering, zoals we bij de geldigheidsregel zagen. Dan geldt dat de 'premisse major' (als p, dan q) incorrect is.
Voorbeeld:
Amerikaanse presidenten zijn doorgaans niet zo snugger (als p, dan q)
Abraham Lincoln was een Amerikaanse president (p)
Lincoln was dus waarschijnlijk niet zo snugger (q)
Correct argumentatieschema: argument op basis van vergelijking
'De schrijver of spreker maakt een vergelijking
tussen twee situaties; op basis van de ene situatie
wordt onderbouwd wat in de andere situatie
(on)waarschijnlijk of (on)gepast is.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7 )
Voorbeeld:
Het lijkt niet handig voor Nederland om uit de EU te stappen. De Brexit verloopt ook veel moeizamer dan de Britten hadden verwacht.
Incorrect argumentatieschema: verkeerde vergelijking [69]
'Verkeerde vergelijking: de vergeleken situaties verschillen op relevante punten van elkaar.' (Schuurs en Schelling, 2016, p. 7)
Voorbeeld:
Partijen als PVV en Forum voor Democratie zouden verboden moeten worden. Nationalistische partijen als de NSB brachten immers ook veel rampspoed.
Correct argumentatieschema: argument op basis van oorzaak en gevolg
'De schrijver of spreker wijst (a) op een of meer gevolgen om de waarschijnlijkheid van een oorzaak te onderbouwen of (b) op een of meer oorzaken om de waarschijnlijkheid van een gevolg te onderbouwen.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7 )
Voorbeelden:
(a) Het is niet handig om vandaag een korte broek te dragen, want dan zul je het koud krijgen en niet netjes genoeg bevonden worden door je baas.
(b) Je kunt vandaag beter niet de trein nemen. Het heeft namelijk gevroren, dus je loopt het risico dat treinen uitvallen vanwege wisselstoringen.
Incorrect argumentatieschema: onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
'a) De gevolgen kunnen een andere oorzaak hebben; (b) de oorzaken zijn niet voldoende voor het voorspelde gevolg; (c) er is geen aanvaardbaar causaal verband.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7 )
Voorbeelden:
(a) Er is een rode dageraad. In de nacht zal bloed gevloeid hebben.
(b) Er vinden steeds meer terroristische aanslagen plaats. De wederkomst van Jezus Christus zal snel plaatsvinden.
(c) Ik heb nooit aantekeningen gemaakt bij de besprekingen van de Prezi over de discussieregels bij Nederlands, dus ik ga vast een dik cijfer halen!
Correct argumentatieschema: gezagsargument
'De schrijver of spreker beroept zich op een uitspraak van een deskundige en betrouwbare bron om een standpunt te onderbouwen.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7 )
Voorbeeld:
a) 'Moet je dat verband nog steeds om?' 'Ja, de dokter zei dat ik het zeker een week moest dragen.'
Incorrect argumentatieschema: onterecht beroep op autoriteit [69]
'Er wordt een beroep gedaan op een bron die ondeskundig is, belanghebbend is of zichzelf tegenspreekt.' (Schuurs en Schelling, 2016, p.7 )
Voorbeelden:
a) Meneer Stolk: 'Neem maar van mij aan dat meneer Ter Horst jouw antwoord op vraag 2a van de scheikundetoets goed had moeten rekenen.'
b) Ik heb deze koptelefoon bij de Mediamarkt gekocht, want de verkoper zei dat ik hem beter niet ergens anders kan kopen.
Van welk argumentatieschema is sprake in de onderstaande voorbeelden? Geef aan of het schema correct of incorrect wordt toegepast.
1) Je kunt beter niet in december op wintersport gaan. Mogelijk kun je niet skiën omdat de sneeuw nog niet goed is.
2) God is een illusie, zegt Richard Dawkins!
3) Het is zorgwekkend dat er meer en meer mensen kritisch op abortus lijken te worden. Op tal van maatschappelijke terreinen zie je de autonomie van de vrouw toenemen en nu zouden we het recht op abortus opnieuw ter discussie moeten stellen?
Als je een standpunt niet-afdoende hebt verdedigd, mag je het niet handhaven; als je een standpunt afdoende hebt verdedigd, mag je tegenpartij zijn of haar twijfel niet handhaven.
Het niet afdoende verdedigen van een standpunt door de voorstander betekent niet dat de tegenstander zijn of haar gelijk mag concluderen.
Voorbeeld:
In een discussie tussen een christen en een atheïst slaagt de christen er niet in het bestaan van God aannemelijk te maken. De atheïst concludeert: 'Zie je nu wel dat God niet bestaat!'
Doen alsof er slechts twee mogelijkheden zijn, terwijl er in werkelijkheid meerdere bestaan.
Voorbeelden:
God het wil óf God wil het goede omdat het goed is.
In een discussie mag je geen onduidelijke of dubbelzinnige uitspraken doen, evenmin je tegenpartij opzettelijk verkeerd interpreteren.
Het taalgebruik is onduidelijk of ambigu, waardoor schijngeschillen of schijnovereenkomsten kunnen ontstaan of waardoor de discussie niet kan worden voortgezet.
Voorbeelden:
Onduidelijkheid, Bilbo: 'I don't know half of you half as well as I should like, and I like less than half of you half as well as you deserve!'
Onduidelijkheid: 'Mijn standpunt is valide omdat ondanks paradigma-wijzigingen in de Saddelzeit "ongelijkheid" als unit-idea is blijven bestaan.'
Ambiguïteit: 'De Bijbel veroordeelt seks tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Je mag dus geen homo zijn.'