Introducing 

Prezi AI.

Your new presentation assistant.

Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.

Loading content…
Transcript

#

1thc

semaine 50

lundi 11 au

vendredi 15 décembre

weektaak

49

- leren unité 4 apprendre 1 t/m 3

- maken unité 4 exercice 1 t/m 14

mardi

- le mot du jour

- huiswerk bespreken

- maken: exercice 12b+13

- herhalen: ww op -er + ne...pas

- werken aan weektaak 50

mardi

le mot du jour

le mot du jour

la neige

de sneeuw

devoirs

Il y a des questions?

devoirs

exercice 12b+13

- zoek de persoonsvorm

- zet ne voor de pv

-> klinkerbotsing? -> n'

- zet pas achter de pv

ww en ontkenning

ww en ontkenning

je +e

tu +es

il/elle +e

nous +ons

vous +ez

ils/elles +ent

Vertaal:

1. Elle ne travaille pas.

2. Il ne parle pas français.

3. Je ne regarde pas la télé..

1. Zij werkt niet.

2. Hij praat geen Frans.

3. Ik kijk geen t.v..

4. Zij woont niet in Parijs.

5. Wij hebben geen hond.

4. Elle n'habite pas à Paris.

5. Nous n'avons pas de chien.

weektaak 50

maken:

weektaak 50

bespreken: oefening C1, C2, D

nakijkblad?

jeudi

jeudi

- oefenzinnen ww -er + ne...pas

- werken aan weektaak 50

- le mot du jour

- stof kennistoets (proefwerk)

- lezen: appr. 5

Kennistoets

Kennistoets

donderdag 21 december

unité 3

- appr. 1 t/m 8 (4 en 7 niet)

unité 4

- appr. 1 t/m 6 (4 niet)

le mot du jour

avoir

hebben

le mot du jour

jullie hebben

vous avez

appr. 5 TB 81

vendredi

- le mot du jour

- oefenen met ww op -er

- oefenen met ww avoir

- werken aan 21 t/m 26

- werken aan weektaak 50

vendredi

le mot du jour

avoir

hebben

le mot du jour

j'ai (je ai)

ik heb

verbes -er

verbes -er

tu parles

Zet in de juiste volgorde en vertaal:

elle téléphone

il donne

ils aiment

nous habitons

on travaille

vous demandez

elles adorent

je regarde

les réponses:

ik kijk (naar)

je regarde

tu parles

jij praat

il donne

hij geeft (doneert)

elle téléphone

zij belt (telefoneert)

on travaille

men werkt + we werken

nous habitons

wij wonen

vous demandez

jullie vragen + u vraagt

ils aiment

zij houden van

elles adorent

zij zijn dol op

verbe avoir

verbe avoir

Zet in de juiste volgorde en vertaal:

tu as

elle a

vous avez

nous avons

on a

j'ai

elles ont

ils ont

il a

les réponses:

ik heb

j'ai

jij hebt

tu as

il a

hij heeft

elle a

zij heeft

on a

men heeft + we hebben

nous avons

wij hebben

vous avez

jullie hebben + u heeft

ils ont

zij hebben

elles ont

zij hebben

au travail!

maken: de oefeningen over AVOIR

(= 20, 21, 22a, 24, 25a)

au travail!

klaar? werken aan weektaak 50

maken: 15 t/m 36

leren: appr. 4 t/m 9

weektaak

50

leerwerk: app. 4 t/m 8

maakwerk: opdr. 14 t/m 31

weektaak

50

Options

Options

105

%

Learn more about creating dynamic, engaging presentations with Prezi