Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
Je leert:
- het verschil tussen elementen en verbindingen omschrijven;
- de belangrijkste atoomsoorten met hun symbolen uit het periodiek systeem kennen;
- het verschil tussen metalen en niet-metalen herkennen en omschrijven;
- wat een legering is.
We hebben gezien dat op microniveau de bouwstenen van de meeste stoffen moleculen zijn.
Je kunt nog verder inzoomen op een molecuul en dan blijkt dat moleculen zijn samengesteld uit nog kleinere deeltjes. Deze deeltjes noem je atomen.
De atomen zijn dus de bouwstenen voor de moleculen. Twee of meer atomen vormen samen een molecuul. De atomen kunnen van dezelfde soort zijn, maar ook van verschillende soorten.
In de figuren hiernaast zie je de molecuultekeningen van alcohol en zuurstof. Ieder bolletje stelt een atoom voor. Wanneer je meerdere atomen aan elkaar hebt vastzitten, noem je dit een molecuul.
Een alcoholmolecuul bestaat uit drie verschillende atoomsoorten: koolstof (zwart), waterstof (wit) en zuurstof (rood). Omdat dit molecuul uit meerdere atoomsoorten bestaat, noem je dit een verbinding.
Een zuurstofmolecuul heeft maar één kleur bolletjes en dus is er maar één atoomsoort aanwezig: zuurstof (rood). Een molecuul dat bestaat uit maar één atoomsoort noem je een element.
Een molecuultekening van de verbinding alcohol
Een molecuultekening van het element zuurstof
In totaal bestaan er iets meer dan 110 atoomsoorten en daarmee kun je miljoenen verschillende moleculen maken. Elke atoomsoort heeft een eigen naam en een eigen symbool. Het symbool bestaat uit één of twee letters.
De meeste atoomsoorten hebben een symbool met twee letters. De eerste letter is vaak de eerste letter van de naam en is altijd een hoofdletter. De tweede letter is altijd een kleine letter.
Een aantal atoomsoorten kom je veel tegen. Het is daarom van belang dat je die uit je hoofd kent. In tabel 3.9 staan die belangrijke atoomsoorten.
De symbolen van alle atoomsoorten staan gerangschikt in een overzicht: het periodiek systeem. In 1869 bedacht Dmitri Mendelejev dit systeem waarbij hij chemische en fysische eigenschappen van atoomsoorten met elkaar in verband bracht.
Tegenwoordig wordt nog steeds van dit periodiek systeem gebruikgemaakt. In figuur 3.11 zie je het periodiek systeem.
De horizontale rijen heten perioden. De verticale kolommen in het periodiek systeem zijn de groepen. Een aantal groepen heeft een speciale naam:
Groep 1: alkalimetalen
Groep 2: aardalkalimetalen
Groep 17: halogenen
Groep 18: edelgassen
Het grootste deel van het periodiek systeem bestaat uit metalen, de rest zijn niet-metalen en een kleine groep metalloïden, die zowel eigenschappen van metalen als van niet-metalen hebben.
Niet-metalen komen als element en in verbindingen voor. Aangezien er ongeveer twintig atoomsoorten niet tot de metalen behoren, bestaan er ook ongeveer twintig elementen die niet-metalen heten.
De niet-metalen hebben geen duidelijk overeenkomstige eigenschappen.
Het grootste deel van het periodiek systeem bestaat uit metalen. Een zuiver metaal is een stof waar maar één atoomsoort in voorkomt. Het is dus een element. Er bestaan ruim 90 elementen die metalen worden genoemd.
Alle metalen hebben een aantal gemeenschappelijke stofeigenschappen:
Edelheid van metalen
Veel metalen worden aangetast door stoffen uit de omgeving, zoals zuurstof en water. Bij sommige metalen gebeurt dit niet.
Van goud is bekend dat het niet wordt aangetast door stoffen uit de omgeving, bij ijzer verloopt die aantasting vrij snel. Bij ijzer het dat roesten, bij de overige metalen noem je het corrosie. Niet elk metaal vertoont dus hetzelfde gedrag.
Op grond van de reactie met zuurstof en water worden de metalen verdeeld in:
Bij (zeer) onedele metalen is van een glimmend oppervlak meestal niet veel te merken. De buitenkant van het metaal is dan bedekt met een laagje van een verbinding van het metaal en zuurstof, dat ontstaat bij contact met vochtige lucht. Je noemt dat een oxidelaagje. Als je dit oxidelaagje weghaalt, komt het glimmende metaal weer tevoorschijn.
Een zuiver metaal vervormt gemakkelijk. Soms lukt dat zelfs al bij kamertemperatuur. Om een metaal stugger te maken, wordt er soms een ander metaal aan het zuivere metaal toegevoegd.
De metalen worden gesmolten en in vloeibare toestand gemengd. Het vaste metaalmengsel dat na afkoelen ontstaat noem je een legering.
Een legering heeft vaak andere eigenschappen dan de afzonderlijke metalen. Zo is 'roestvrij' staal een legering van ijzer met chroom en een kleine hoeveelheid van het niet-metaal koolstof.