Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
Bacteriën planten zich voort met deling.
Deze twee soorten kraaien planten zich meestal niet met elkaar voort. Soms overlappen de leefgebieden en ontstaan er hybrides.
Bedenk per plaatje wat het lastig maakt te bepalen of organismen tot dezelfde soort behoren.
Geen mutaties
Random bevruchting
Geen selectie
Geen ‘gene flow’
Grote, stabiele populatie
Deze 'happy face spider' (Therridion grallator) heeft veel verschillende verschijningsvormen.
verschillende meningen over de evolutietheorie herkennen
invloed van selectie op soorten beschrijven
je kunt uitleggen wat het verschil is tussen allopatrische en sympatrische soortvorming
en seksuele en kunstmatige selectie
Biologische factoren die voorkomen dat twee leden van dezelfde soort vruchtbare nakomelingen krijgen.
Levensvatbaarheid
Vruchtbaarheid
Nageslacht steriel
Habitat
Tijd
Gedrag
Mechanisch
Schrijf dat voor jezelf op in een aantal zinnen.
mutatie natuurlijke selectie verandering in genfrequenties
een klein aantal individuen van een soort wordt afgezonderd
allelfrequenties zijn niet representatief voor oorspronkelijke populatie
R = rood pigment
W = geen rood pigment
RW = een beetje rood pigment
Er zijn 500 individuen.
Hoeveel p-allelen zijn er?
Hoeveel q-allelen zijn er?
Hoeveel witte bloemen verwacht je?
Hoeveel roze bloemen verwacht je?
Hoeveel rode bloemen verwacht je?
b = allel voor blauwe ogen
B = allel voor bruine ogen
Bb x bb
bepaal homozygoot recessieven
bereken q door
bereken p = 1 - q
aantal recessieven
totaal
allelfrequentie B = 25%
b = 75%
fenotype frequentie Blauw = 50%
Bruin = 50%
Noteer de gegevens en controleer met behulp van H-W vergelijking.
Miljoen mensen waarbij 9% blauwe ogen (bb).
q2 = bb = 9%
q = wortel van 0,09 = 0,3
q = 30%
p + q = 1 = 100% 100 – 30 = p = 70%
9% blauwe ogen (homozygoot recessief)
91% heeft bruine ogen
49% is homozygoot dominant
42% heterozygoot
p + q = 1
70% + 30% = 100%
p2 + 2 pq + q2 = 1
49% + 42% + 9% = 100%
100% – 9% = 91% 1.000.000 * 0.91 = 910.000 mensen
Variatie
Erfelijkheid
Selectie
Tijd
BB = p2 = 0,7 * 0,7 = 0,49 = 49%
de individuen met de allelen die het meest gunstig zijn, overleven en krijgen nakomelingen
je kent de generatio spontanea theorie
je kunt endosymbiose beschrijven
je kunt een cladogram aflezen
het ene allel is gunstiger dan het andere; er zal evolutie plaatsvinden
fitness wordt bepaald door het aantal nakomelingen
1) vergelijk hoeveelheid C14 in de atmosfeer met die in fossiel
2) constateer bijvoorbeeld dat een fossiel nog maar de helft van de hoeveelheid C14 in de atmosfeer heeft
3) conclusie is dat het dier rond de 5730 jaar oud is omdat de helft van de radioactieve koolstof ontbreekt en het ongeveer 5730 jaar duurt voordat de helft van C14 tot stikstof terug vervalt.
2) constateer dat er nog maar een kwart van C14 aanwezig is
3) conclusie is dan dat het dier al 11.460 jaar dood is.
Dit kan gemeten worden tot tien keer de halfwaardetijd.
Vanaf dan is de hoeveelheid C14 te weinig om te kunnen meten.