Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
Economische kringloop; het begin
BBP = nationaal inkomen
W = Y
W
Rëele kringloop (goederen/diensten beweging)
Y
Geldkringloop (de daaropvolgende geldstromen)
Doordat W=Y moeten dus ook de consumentenuitgaven gelijk zijn aan het primaire inkomen dat men verdeiend (Loon, huur, dividend)
Welke peil geeft het BBP (W) aan en welke het Nationaal inkomen (Y)?
Verbanden
De Kringloop met sparen en investeren
Bruto binnenlands product = Nationaal inkomen
W = Y
Bedrijven produceren niet alleen consumptiegoederen, maar ook kapitaalgoederen voor andere bedrijven
Banken sluizen spaargelden door naar bedrijven voor investeringen
BBP = Consumptie + Investeringen
W = C + I
Besparingen = investeringen
Y = C + I
S = I
Gezinnen consumeren niet alleen maar sparen ook.
Nationaal inkomen/BBP = consumptie + besparingen
Y = C + S
Gezinnen
S
Gezinnen geven hun geld dat ze hebben verdiend bij de bedrijven waar ze werken weer uit bij diezelfde bedrijven.
Y
C
Banken
Bedrijven investeren ook om afgeschreven machines te vervangen of de productiecapaciteit te verhogen. Dit lenen ze bij de banken die het spaargeld van de consumenten doorsluizen naar de bedrijven die dit dus gebruiken voor de investeringen
I
Echter, consumeren consumenten niet hun hele inkomen, een gedeelte sparen ze ook.
Bedrijven
We gaan met afkortingen werken bij dit onderwerp:
Y = nationaal inkomen, C = Consumptie, S = Besparingen, I = Investeringen. Opdracht, plaats de letters bij de juiste peil
Overheid en buitenland
Kunnen jullie alle peilen uitleggen?
Kunnen jullie nog peilen toevoegen?
De overheid consumeert ook (Co):
Betalingen aan personeel
Uitgaven papier, meubilair, verwarming
Aanleg wegen, bruggen etc.
Overheidsbestedingen (O):
O = Cop + Com + Io
Buitenland
De inkomsten van de overheid bestaan uit belastingen (B)
Niet alles dat wij produceren wordt binnenlands geconsumeerd, een deel wordt verkocht aan het buitenland; export (E)
Niet alles dat wij nodig hebben produceren wij ook zelf, dit importeren we van andere landen (E)
Overheidssaldo: (B - O)
Verbanden
Het nationaal inkomen bestaat uit consumptie, belastingen en besparingen (als we alleen naar gezinnen kijken)
Exporteren wij meer naar het buitenland dan wijzelf importeren uit het buitenland, dan zal het buitenland dit verschil moeten lenen bij ons (E-M)
Y = C + B + S
Het nationaal inkomen bestaat in zijn volledigheid als we de overheid en het buitenland erbij betrekken uit:
Y = C + I(S) + O + E - M
(S - I) + (B - O) = (E - M)
(S - I) = particulier spaarsaldo
(B - O) = overheidssaldo
* - M omdat dit geld naar het buitenland verdwijnd
(S - I) + (B - O) = Nationaal spaarsaldo
(E - M) = Saldo lopende rekening/Saldo met buitenland
(S - I) + (B - O) > (E - M), dan wordt het overschot aan geld belegd in het buitenland zodat de vergelijking altijd in balans is
(C + I + O) < Y -> Nationaal spaaroverschot, er wordt zoveel geproduceerd dat het te veel is voor alleen Nederland, er wordt dus veel geëxporteerd.
Besparingen van gezinnen worden gebruikt om investeringen van bedrijven en tekorten van overheid en het buitenland te financieren
Andersom geldt dit ook (C + I + O) > Y, dan meer geïmporteerd omdat we niet genoeg zelf produceren voor onze consumptie
(S - I) = particulier spaarsaldro
S = I + ( O - B ) + ( E - M )
(E - M) = Saldo met buitenland
(B - O) = overheidssaldo
(S - I) + (B - O) = (E - M)