Introducing
Your new presentation assistant.
Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.
Trending searches
Kader en mavo: basissstof 1 tot en met 6
Basis: basisstof 1 tot en met 4
Voor de PTA toets leer je
Mavo en kader: basisstof 1 tot en met 6
Basis: basisstof 1 tot en met 4
Let op! Paragraaf 2 wordt niet gemaakt en geleerd door kader 4
Bij dit hoofdstuk maak je een poster op A3 formaat. Deze mindmap lever je in tijdens de Learnbeattoets voor punten.
- Je leert hoe alle organismen in een omgeving van elkaar afhankelijk zijn
- Je leert de begrippen, voedselketen, voedselweb, producenten en consumenten met elkaar te verbinden
Voedselketen bestaat uit opeenvolgende schakels (organismen)
Voedselweb bestaat uit verschillende voedselketens die door elkaar lopen. (Een soort kan door meerdere soorten worden gegeten).
Voedselketen begint altijd met een organisme dat bladgroen bevat (planten, algen, protisten)!
Organismen met bladgroen produceren hun eigen energierijke stoffen om te verbranden.
DE pijl betekent:
Wordt gegeten door...
Veel voedselketens
Consumenten
Dieren die leven van organische stoffen die andere organismen hebben gemaakt.
Producenten
Organismen die bladgroen bevatten. Deze maken organische stoffen aan. (produceren energierijke stoffen.)
Reducenten
Bacteriën en schimmels breken dode dieren/planten af tot anorganische stoffen
(b.v. mineralen). De producenten kunnen deze anorganische stoffen weer opnemen.
Tweede schakel in een voedselketen is altijd een planteneter. De derde schakel is een vleeseter of een alleseter, vierde ook enz.
- Je leert wat je in een piramide van aantallen en een piramide van biomassa kunt aflezen.
- Je krijgt inzicht in het totale energieverbruik in een voedselkringloop
Om een roofvogel van een maaltijd te voorzien is er
250 kg aan plantjes nodig.
Van de laatste schakel in een voedselketen komen het minste individuen voor.
- De eerste schakel (producenten) bevat de meeste individuen. (250 kg.)
- De tweede schakel (consument 1e orde) bevat al minder individuen. (25 kg.)
- De derde schakel (consument 2e orde) bevat nog minder individuen. (2,5 kg.)
- De vierde schakel (consument 3e orde) bevat nog maar een individu. (0,25 kg.)
Geldt niet altijd! 1 boom is 1 individu. Maar bevat wel heel veel voedsel (bladeren). Het is dus beter om tekijken naar de 'biomassa'.
Piramide van biomassa gaat over het organische materiaal wat de schakelgroep heeft (energierijke stoffen: voedingsstoffen, reserve stoffen etc.)
Piramide van aantallen gaat over het aantal individuen dat een schakelgroep, dit kan een andere vorm piramide laten weergeven.
flora
Verschil piramide van aantallen en piramide van biomassa
Moeilijk?
Bekijk dit filmpje
(12 minuten, maar erg leerzaam!)
Biomassa is een ander woord voor 'organisch materiaal'
Organisch materiaal wordt in of door een organisme gemaakt (thema 1).
Dit zijn bijv. koolhydraten, eiwitten, vetten.
Bij elke schakel verdwijnt biomassa in de vorm van verbranding en afvalstoffen
flora
Verbranding
(voor groei, ontwikkeling, voortplanting, leven)
Afvalstoffen
(Niet verteerbare resten, worden weer omgezet in anorganische stoffen)
- Je leert het biologische begrip ' kringloop' uit te leggen
- Je leert de koolstofkringloop te beschrijven en je weet welke stoffen daarbij worden gebruikt en gemaakt
Je leert de stikstofkringloop te beschrijven en je weet welke stoffen daarbij worden gebruikt en gemaakt
Mufasa: Everything you see exists together in a delicate balance. As king, you need to understand that balance and respect all the creatures, from the crawling ant to the leaping antelope.
Simba: But, Dad, don't we eat the antelope?
Mufasa: Yes, Simba, but let me explain. When we die, our bodies become the grass, and the antelope eat the grass. And so, we are all connected in the great Circle of Life.
—Mufasa and Simba
Je hebt vast een favoriet kledingstuk. Als je hem niet meer wilt dragen kun je hem in een speciale afvalcontainer doen zodat er nieuwe kleding van gemaakt kan worden.
In de natuur worden stoffen ook steeds opnieuw gebruikt.
-2-
Dat is leuk, mineralen, koolstofdioxide en water neemt de plant vervolgens zelf weer op!
-1-
Dode planten en dieren worden omgezet door reducenten in mineralen, koolstofdioxide en water
Producenten
Assimilatie
Koolstofdioxide wordt door organismen opgenomen voor fotosynthese
Door verbranding in organismen komt er weer koolstofdioxide in de lucht.
Dieren krijgen koolstofdioxide binnen doordat ze dit opeten. Een deel wordt afgegeven aan de lucht omdat dieren ook aan verbranding doen.
Reducenten
79% van onze lucht bestaat uit stikstof (N2)
Organismen kunnen geen stikstof opnemen. Wel nodig. Krijgen we binnen in de vorm van nitraat (NO3-).
De eiwitten in planten en dieren bevatten stikstof (door assimilatie van glucose met nitraat in plant). Dieren krijgen dit binnen door het eten van de plantaardige eiwitten. Die eiwitten worden gedeeltelijk omgezet in dierlijke eiwitten.
Niet alle eiwitten worden verbrand in het lichaam. De dode resten worden door bodembacteriën omgezet in o.a. ammonium wat door andere bacteriën weer omgezet wordt in nitraat. Het dode organisme produceert ammoniakgas wat weer wordt omgezet in stikstofgas.
stikstofgas --> nitraat --> plant. eiwit --> dierl. eiwit --> eiwit --> ammoniak/ammonium --> nitraat/stikstofgas
- Je weet waarom de leefomgeving van een organisme van invloed is op zijn bestaan
- Je kunt de organisatieniveaus van individu tot ecosysteem opnoemen
- Je leert hoe een populatiegrootte afhankelijk is van de leefomgeving
- Je kunt een optimumkromme aflezen
Milieu is van invloed op een organisme.
Invloeden uit de levende natuur noem je 'biotische factoren'
Invloeden uit de levenloze natuur noem je ' abiotische factoren'.
Klein
1. Een roodborstje is een individu (organisme)
2. Alle roodborstjes in een bepaald gebied noem je een populatie
3a. Andere soorten organismen (inclusief de roodborstjes) in hetzelfde gebied noem je een levensgemeenschap
3b. Alle abiotische factoren in een gebied noem je een biotoop
4. Een levensgemeenschap samen met alle abiotische factoren noem je een ecosysteem
Groot
Populatie wordt groter als omstandigheden gunstig zijn.
Populatiegroottes schommelen door de jaren heen. Dit heet 'biologisch evenwicht'
Muizenplaag Friesland 2015/2016
Wat zijn de gunstige omstandigheden voor de muizen?
En wie profiteert op hun beurt weer van de hoeveelheid muizen?Biologisch evenwicht?
Organismen moeten schommelingen in ecosysteem kunnen weerstaan om te overleven.
Altijd een minimum en maximum. Het gemiddelde is optimum!
Optimum is 23*C
Tussen 5*C en 38*C is leefbaar. Daarbuiten zal het organisme sterven.
Het gemiddelde is 23*C. Dit is de optimale omstandigheid voor leven en voortplanten van dit organisme.
Maximum is 38*C
Minimum is 5*C
Dieren passen zich aan aan hun biotoop. Deze aanpassingen zijn erfelijk.
Waterdieren zijn aangepast aan hun biotoop.
1. Gestroomlijnd lichaam voor snelle voortbeweging in het water.
2. Schutkleuren in het water. Lichte buik zodat je van onderaf het dier niet ziet (zonlicht). Donkere rug zodat je het dier van bovenaf niet ziet (donkere zeebodem).
3. Schubben (vis) met slijm voor weinig weerstand in het water.
4. Vinnen om zich te kunnen voortbewegen.
Zoolgangers: Stabiel, kan langdurig op twee benen staan. Zakt niet weg in drassige grond.
Teengangers: Kan ver en hoog springen, lang uithoudingsvermogen.
Hoefgangers: Kan goed op harde ondergronden gedijen.
Ook andere aanpassingen aan lichaam vanwege temperatuur, schutkleur, dieet. Bijvoorbeeld: vacht, kleur, oren.
Poten bij vogels:
Steltpoten: Om in water te kunnen staan
Klauwen: Om prooien vast te pakken. Om tak vast te pakken
Zwemvliezen: Om te kunnen zwemmen.
Snavels bij vogels:
Priemsnavel: Diep in de grond voedsel zoeken.
Haaksnavel: Stukken vlees afscheuren.
Kegelsnavel: Zaden pakken en breken
Pincetsnavel: Insecten uit boombast plukken
Zeefsnafel: Waterdiertjes en groen uit het water zeven.
Aanpassing aan droge omgeving
Zon- en schaduwplanten
1. Waslaagje
2. Verzonken huidmondje
3. Behaarde bladeren
4. Weinig huidmondjes
Alles om te voorkomen dat er zo weinig mogelijk water verdampt.
Schaduwplanten bloeien in het voorjaar om voldoende licht te krijgen.
Hebben vaak grote, dunne donkergroene bladeren. Zie je veel in bossen.
Zonplanten bloeien en groeien vooral in de zomer om zoveel mogelijk licht te krijgen. Hebben vaak lichtere bladeren. Veelal in open velden met veel zon.
Klimplanten houden zich vast met hechtwortels of met ranken. Willen z.s.m. naar de zon groeien.
Naalden van cactussen zijn de bladeren!
Weinig huidmondjes, zorgen voor schaduw. Stengel heeft dikke waslaag.
Slaan veel water op in de cellen en stengel
Aanpassing aan vochtige omgeving
1. Grote bladeren
2. Veel huidmondjes
3. Dunne waslaag
4. Luchtkanalen in stengels
Alles om zoveel mogelijk water te verdampen.
Waterlelies hebben alleen wortels om zich vast te zetten in de grond. Huidmondjes in bovenkant van het blad!