Introducing 

Prezi AI.

Your new presentation assistant.

Refine, enhance, and tailor your content, source relevant images, and edit visuals quicker than ever before.

Loading…
Transcript

Ontwikkelingsstimulering

Motivatie

Niet ieder kind ontwikkelt zich op dezelfde manier, sommige meer hulp nodig bij het leren (omdat ze een andere taal spreken of omdat ze niet gemotiveerd zijn om te leren).

Belangrijk: ontwikkeling van het kind te volgen en aan te sluiten bij de intresses en de behoeften van het kind.

Als je antwoord kunt geven op een aantal waarom-vragen, begrijp je meer over het gedrag van mensen. Alles wat we doen (knipperen met onze ogen, chatten met vrienden, zoeken naar zekerheid) heeft een oorzaak.

Motivatie

Optelsom van beweegredenen die op een bepaald moment aanwezig zijn binnen een persoon. Motiveren is het geven van de juiste prikkel om iemand enthousiast te maken iets te doen of te laten.

Invloed van gezin

Opvattingen van het gezin over belang van onderwijs heeft invloed op de motivatie van een kind.

Succeservaringen zijn ook nodig om gemotiveerd te blijven. Geen succeservaring = terugloop van motivatie.

Wat voor soorten behoeften bepalen de motivatie?

- Biolgische drijfveren: water, zuurstof, voedsel, slaap en seksualiteit. Zorgen ervoor dat het biologisch evenwicht van het individu in stand blijft.

- Psychosociale drijfveren: zekerheid, eigenwaarde, liefde en sociale waardering. Zorgen voor een mentale balans.

Maslow

Hij rangschikt de behoeften van de mens op verschillende niveau's en stelt dat de behoeften op het ene niveau minimaal bevredigd moeten zijn voordat de behoeften van het daarboven gelegen niveau bevredigd kunnen worden.

Maslow

1. Fysiologische behoeften: honger, dorst, slaap en seks.

2. Veiligheid/zekerheid: structuur, veiligheid, stabiliteit, economische zekerheid, duidelijkheid en een eigen plek hebben.

3. Sociaal contact: aanhankelijkheid, liefde, vriendschap, geen eenzaamheid, erbij horen en affectie.

4. Respect: behoefte aan erkenning, respect voor anderen, respect voor jezelf, succes, kennis, status.

5. Zelfverwerkelijking: behoefte aan zelfontplooiing, wijsheid, spontaniteit, creativiteit, onafhankelijk zijn.

Soorten motivatie:

- Intrinsiek: wanneer iemand zijn taken uitvoerd omdat hij/zij echt belangstelling heeft voor de inhoud. Hij/zij is gemotiveerd om de leertaak tot een succes te maken.

- Extrinsiek: wanneer leerlingen door factoren van buitenaf geactiveerd moeten worden om iets te doen (of te laten). Ontstaat door het verbinden aan consequenties aan de leertaak (bv beloningen/straffen).

Leerlingen kunnen ook op andere manieren extrinsiek gemotiveerd worden:

- streven naar succes

- streven naar waardering

- behalen van persoonlijk voordeel

- vermijden van straf

- iemand een plezier willen doen

Het motiveren van leerlingen

Docenten moeten proberen de motivatie van kinderen op te wekken en in stand te houden, verschillende mogelijkheden:

Inleiding

Wanneer je start met een nieuwe lesactiviteit moet je proberen om de aandacht te trekken voor het onderwerp wat je gaat behandelen.

-> Vertellen van een spannend verhaal, meenemen van voorwerpen, houden van een goed kringgesprek

Leefwereld

Probeer altijd aan te sluiten bij de directie leefwereld en de ervaringen van de leerlingen. Onderwerpen die dicht bij ze staan: vinden ze vaak automatisch boeiender.

Behoeften

Motivatie ontstaat als het onderwijs voldoende aansluit bij de behoeften.

Denk aan de behoefte aan geborgenheid, nieuwe ervaringen, verantwoordelijkheid, erkenning en beweging.

Moeilijkheidsgraad

De motivatie wordt niet opgewekt wanneer de leerstof heel eenvoudig is. Er is op dat moment geen uitdaging voor de leerling.

Wanneer lesstof te moeilijk is, zal de leerling denken dat hij/zij het toch niet gaat halen: geen leermotivatie.

Docent moet zoeken naar de gulden middenweg: niet te moeilijk en niet te gemakkelijk.

Handhaven van de motivatie

Belangstelling lijdt tot motivatie. Toch ook afhankelijk van persoonlijke eigenschappen zoals: doorzettingsvermogen, concentratie en discipline.

Ook docent heeft invloed op handhaven van motivatie:

Afwisseling van onderwijsactiviteiten

Verschillende didactische werkvormen aan te bieden zodat er afwisseling is.

Afwisseling van leeractiviteiten

De leerkracht moet ervoor zorgen dat leerlingen op verschillende manieren tijdens de les actief kunnen zijn.

Patroon te doorbreken door bv een gesprekje, vragen te stellen of iets op te laten zoeken.

Leermiddelen

Het gebruik van juiste leermiddelen tijdens de les kan de motivatie en de aandacht van de leerling beter en langer vasthouden.

Leermiddelen die dicht bij de werkelijkheid staan, werken meestal het best. Daarnaast kan afwisselend gebruik van verschillende leermiddelen de motivatie positief beinvloeden.

Tweetaligheid (NT2) in het (basis) onderwijs

Steeds meer kinderen groeien meertalig op. Voorbeeld: thuis wordt er Spaans gesproken maar op school Nederlands.

Voor andertalige leerlingen is Nederlands een tweede taal. In het onderwijs wordt dit aangegeven als NT2. Nederlands is niet hun moedertaal waardoor ze geen native speaker zijn.

Native speaker: iemand die een taal als kind via een natuurlijk taalverwervingsproces heeft geleerd.

VVE = Voor- en Vroegschoolse Educatie en bestaat uit verschillende programma's waarmee (taal) achterstanden bij met name anderstalige kinderen van 2 tot 6 jaar kunnen worden voorkomen.

Uitgangspunt VVE

Kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op het basisonderwijs, zodat de doorstroom soepel kan verlopen. Een VVE programma is gericht op de totale ontwikkelingen van het kind. Niet alleen op de taalontwikkeling maar ook de sociaal-emotionele, de cognitieve, creatieve en de motorische ontwikkelingen.

8.3.1 Intercultureel (taal)onderwijs

Nederland = multiculti. Basisonderwijs is wettelijk verplicht om leerlingen voor te bereiden op het kunnen functioneren in deze maatschappij (onderwijs moet dus ook intercultureel zijn).

Intercultureel onderwijs heeft de volgende doelen:

1. wegnemen van vooroordelen en voorkomen/bestrijden racisme en discriminatie.

2. compenseren van taal en leerachterstanden.

3. ontwikkelen van een positieve houding tegenover culturele diversiteit.

Problemen die NT2 leerlingen in het onderwijs kunnen ervaren:

- context is cultureel bepaald: bij sommige vakken wordt de stof aangeboden in de vorm van een verhaal of situatie. Wanneer dit niet aansluit bij iemand zijn/haar cultuur: zal lesstof ook niet begrepen worden.

- beperkte woordenschat (geschiedenis, biologie, aardrijkskunde)

- taalvaardigheid is gebonden aan de leersituatie: moeite met verband leggen tussen schoolkennis en hun leven.

Verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking:

Spreekwoord: vaste zin met een begin en een eind met een vaste betekenis. Bv -> appel valt niet ver van de boom.

Uitdrukking: kan in de zin gebruikt worden, vorm ligt minder vast. Bv -> wat een hondenweer

Partikels: kleine woorden die opzichzelf geen betekenis hebben maar in een zin wel. Deze woorden hebben in de NLse taal een wisselende betekenis en maakt het moeilijk voor anderstaligen.

Kijk maar naar het verschil:

- zet die stoel neer.

- zet die stoel maar neer.

Maar = partikel

Codes zijn afspraken die we hebben gemaakt over beleefdheidsgedragingen. Het is in de NLse cultuur bv beleefd wanneer je iemand aankijkt wanneer je met deze persoon spreekt (in andere culturen is dit niet beleefd).

8.4 Differentiatie

Differentiatie is de manier waarop de leerkracht omgaat met verschillen tussen leerlingen. Dat kan op drie niveau's:

1. Macroniveau

Landelijke maatregelen. In NL zijn er scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs. Zo houden we rekening met verschillen tussen kinderen.

2. Mesoniveau

Maatregelen op schoolniveau die van invloed zijn op alle groepen in de betreffende school

3. Microniveau

Hier gaat het om het niveau van de groep (de klas). Dit zijn alle maatregelen die de leerkracht in de klas neemt met als doel beter rekening te houden met individuele verschillen.

Differentiatie op microniveau noemen we ook wel interne differentiatie.

Criteria voor differentiatie (3)

1. Intelligentie: niveau verschilt per kind. Het ene kind pikt sneller dingen op dan het andere kind. Sommige kinderen hebben veel structuur en instructie nodig.

2. Ontwikkelingsniveau: ontwikkeling van kinderen verloopt niet altijd op de zelfde manier. Niet alle kinderen zitten in dezelfde fase en vertonen daardoor ander gedrag.

3. Leerstijl: iedereen heeft een eigen manier van leren. Voor sommige kinderen is het voldoende om de leerstof te horen, voor andere niet. Hier moet je rekening mee houden.

8.4.2 interne en externe differentiatie

- Interne differentiatie: in één klas verschillende leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften en niveaus (heterogene groep)

- Externe differentiatie: leerlingen zijn ondergebracht in verschillende klassen of zelfs scholen (op basis van bv talent). Hieruit zijn plusklassen ontstaan.

Voordeel van een hetrogene groep is dat de zwakkere leerlingen veel kunnen leren van de sterkere leerlingen, zonder dat de sterkere leerlingen hieronder lijden.

Convergente differentiatie

Er is een minimaal doel en een klassikale instructie voor de gehele groep. Daarna kunnen leerlingen zelfstandig de leerstof verwerken, zodat docent tijd heeft om zwakkere leerlingen extra instructie te geven (voor de snelle leerling is er verdiepingsstof).

Leerkracht staat centraal: uitleg, samen oefenen en daarna leerlingen zelf oefenen. Voor zorgleerlingen is dit niet optimaal (geen eigen aanpak of leerlijn).

Voordelen: leerlingen kunnen zo lang mogelijk meedoen met de rest van de klas en de groep blijft bij elkaar (benutten van instructietijd).

Divergente differentiatie

De leerkracht is de/een begeleider van het leerproces. Hij sluit zoveel mogelijk aan op de individuele onderwijsbehoeften en niveaus van de leerlingen. De verschillen tussen de kinderen nemen hierdoor echter toe, waardoor er soms nog meer differentiatie nodig is.

Manieren om te differentieren

- Naar leerstof: docent selecteert nauwkeurig de hoeveelheid oefenstof (sommige leerlingen hoeven niet alle sommen te maken).

- Naar tempo/tijd: werken in een eigen tempo aan een taak, maar sommige leerlingen mogen wat langer doen over een opdracht dan de officiele tijd.

- Naar instructie: een leerling die het niet direct begrijpt, krijgt extra instructie terwijl andere leerlingen aan het werk gaan.

8.5 Handelingsplan

Wanneer een leerling uitvalt op een bepaald onderdeel kun je een handelingsplan opstellen. Een handelingsplan is bedoeld om de stagnatie in de ontwikkeling van een leerling te verminderen en geeft aanwijzingen voor een afwijkende aanpak.

Een handelingsplan bestaat vaak uit de volgende onderdelen.

- gegevens van de leerling (naam, geboortedatum, etc)

- situatiebeschrijving (beschrijving van het probleem)

- doel van het handelingsplan (wat je wilt bereiken met de leerling)

- hulpmiddelen (welke hulpmiddelen en/of leerstof worden ingezet)

- termijn (datum waarop het doel bereikt moet zijn)

- frequentie en tijd (hoe vaak per week of dag wordt extra hulp geboden?

- evaluatie (zie tekst op volgende slide)

Evaluatie

Een goede manier om objectief te evalueren is het afnemen van een toets. De uitkomst vergelijk je met het vooraf gestelde doel. Als de uitslag tegenvalt, heb je meerdere opties:

- bijstellen van plan

- verlengen van de termijn

- doorverwijzen naar of inroepen van deskundigen

Opstellen van een handelingsplan: groepsplan of individueel. Keuze is afhankelijk van aantal factoren:

- doel (meerdere leerlingen hebben dan hetzelfde probleem)

- aard van het probleem (wanneer het probleem hardnekkig/specifiek is, kies je voor een individueel plan

- organisatorische reden: gebrek aan tijd moet je kiezen voor een groepsplan.

Voordelen van een individueel handelingsplan zijn:

- mogelijkheid om gerichte vragen te stellen

- de opbouw van inzicht en vaardigheden in detail te volgen

- mogelijkheid om direct feedback te geven

- aanpak kan afgestemd worden op de leerstijl van de leerling.

Voordelen van een groepsplan zijn:

- groepsleden kunnen elkaar stimuleren

- de interactie tussen de leerlingen onderling kan een ondersteunende factor zijn.

CEO

Name:

Experience:

ORGANIZATION

CMO

Name:

Experience:

CFO

Name:

Experience:

VP of HR

Name:

Experience:

VP of Sales

Name:

Experience:

PRODUCT

PLAN

FEATURES

FEATURES

PRODUCT

GOES HERE

MARKETING

MARKETING

FINANCIAL

FUNDING

REQUEST

FUNDING REQUEST

We will need

$10,000,000

over

5 years

PROJECTION

PROJECTION

Learn more about creating dynamic, engaging presentations with Prezi