Planten OB

7.4 + 7.5 (verspreiding van) vruchten en zaden

7.3 bevruchting

leerdoelen

je kunt beschrijven welke veranderingen er na de bevruchting plaatsvinden in het vruchtbeginsel

je kunt aan (delen van) de plant zien of hij zijn zaden via de wind of door insecten laat verspreiden

leerdoelen

je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt

Maak in je schrift een tekening / schema waarbij je de stappen van de bevruchting duidelijk weergeeft.

Of schrijf tekst bij de afbeelding van blz. 92 uit de werkboek.

1. stuifmeel komt op de stempel

2. de kern van de stuifmeelkorrel maakt een buis richting het vruchtbeginsel

3. de buis bereikt het vruchtbeginsel en barst open

4. de kern dringt de eicel binnen en versmelt met de kern van de eicel

7.2 bestuiving

leerdoelen

je kan omschrijven wat bestuiving is

je kan kruisbestuiving en zelfbestuiving onderscheiden

je kunt kenmerken van insectenbloemen noemen

je kunt kenmerken van windbloemen noemen

7.6 ongeslachtelijke voortplanting

leerdoelen

je kunt beschrijven wat ongeslachtelijke voortplanting is

je kunt verschillende voorbeelden geven van hoe planten dit doen

2.8 kenmerken van een blad

1. knollen: verdikte ondergrondse stengels, die als reservevoedsel dienen voor de nieuwe plant

2. wortelstok: stengel die onder de grond groeit, waaruit verderop een nieuwe plant groeit

3. uitlopers: stengel die boven de grond groeit, waaruit verderop een nieuwe plant groeit

broedblad: bij cacti, op het blad groeit een nieuw plantje

4. bollen: bolschijf (stengel) en rokken (bladeren), uit de zijknoppen ontstaat de nieuwe plant

leerdoelen

je kan vormen bladeren herkennen en benoemen

je kan typen nervatuur herkennen en benoemen

je kan typen bladrand herkennen en benoemen

6.1 planten en energie

leerdoelen

je kan de delen van een bloem herkennen en benoemen

je kan de functies van de delen beschrijven

2.4 bladeren

4

7

onderdelen bloem tekenen

1

5

3

leerdoelen

je kunt in een afbeelding van een blad de delen benoemen

je kunt de functie van bladeren noemen

je weet wat fotosynthese is en waar het plaatsvindt

6

2

1. Je krijgt een bloem, een stuk papier en een loep.

2. Bekijk je bloem goed en probeer alle onderdelen te vinden die je geleerd hebt.

3. Teken de bloem na. Denk aan de tekenregels!

4. Benoem de onderdelen.

5. Geef je tekening een onderschrift.

1) meeldraad

2) helmdraad

3) helmhokje

4) stempel

5) stijl

6) vruchtbeginsel

7) stamper

8) kelkbladeren

9) zaadbeginsel

10) kroonbladeren

5

- ga naar www.bioplek.org

- klik op inhoud

- klik op inhoud onderbouw (afbeeldingen)

- klik op fotosynthese

2.5 eetbare wortels, stengels en bladeren

4

10

8

leerdoelen

je kunt van groenten aangeven welke delen van de plant worden gegeten door de mens

Is dit een naakt- of bedektzadige?

9

Geef de namen van de onderdelen 1 t/m 5.

Welke twee onderdelen van een blad zijn niet aangegeven?

Beschrijf de functie van het blad.

Kan je nog een functie bedenken?

bloembodem

Een bedektzadige, want die hebben bloemen.

2

1

3

GROENTE OF FRUIT?

?

plantkunde: geen verschil

tuinbouwkunde: alles wat aan een kruidachtige plant groeit is groente / alles wat aan een éénjarige plant groeit is groente

Planten

thema 2 uit 1A en thema 7 uit 1B

2.3 stengels

leerdoelen

je kan in een afbeelding van een stengel de delen benoemen

je kan het verschil tussen houtachtige en kruidachtige planten beschrijven

je weet hoe je aan jaarringen kan zien wat de levensgeschiedenis van de boom was

je kan de functies van de stengels van planten noemen

EINDKNOP

KNOPSCHUBBEN

OKSELKNOP

BLADLITTEKEN

KNOOP

STENGEL

LID

BLADLITTEKEN

PO Herbarium

een verzameling bladeren met beschrijving

2.1 levenscyclus

criteria

leerdoelen

je kunt de levenscyclus van een plant beschrijven

Geef bij elke stap aan wat er gebeurt.

minimaal 10 bladeren met beschrijving

aandacht voor netheid

voorblad

kijk naar de rubric op SOM

deadline

1. de boon is een zaad

2. het zaadje neemt water op via het poortje en de zaadhuid barst open

3. het worteltje komt naar buiten

4. het worteltje groeit de bodem in en de zaadlobben komen uit de zaadhuid

5. het kiemplantje groeit en gebruikt hierbij de voeding uit de zaadlobben, die hierdoor langzaam verschrompelen

6. het klemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren, de zaadlobben vallen af

7. de bonenplant is volwassen en maakt bloemen

8. uit de bloemen ontstaan nieuwe zaden doordat pollen een eicel bevruchten

9. de zaden bevinden zich bij de bonenplant in peulen

16 juni

LET OP: je bladeren moeten minstens 2 weken drogen

2.2 wortels

leerdoelen

je kunt de delen van een wortelstelsel benoemen

je kent de verschillende typen wortelstelsel

je kunt de functies van wortels van een plant noemen